Veiligheidsregio’s en de Omgevingswet

26 februari 2014

De Rijksoverheid herziet het wetstelsel voor de fysieke omgeving. De invoering van de Omgevingswet, waarmee de ministerraad op 12 juli 2013 heeft ingestemd, zal een fors effect hebben op de huidige orde. De taakverdeling en rollen op diverse schaalniveaus zullen veranderen en daarmee de wijze van samenwerken tussen burger, bedrijf en overheid. Ook veiligheidsregio’s zullen zich hierop moeten voorbereiden. In dit blog betoog ik dat veiligheid onderdeel is van de Omgevingswet en dat veiligheidsregio’s, als relevante doelgroep bij de uitvoering van deze wet, nadrukkelijker moeten worden betrokken bij de voorbereiding en implementatie van de Omgevingswet.

Aanleiding en context

De Rijksoverheid herziet het wetstelsel voor de fysieke omgeving. Dat traject is in gang gezet met een voorstel tot invoering van de Omgevingswet, waarmee de ministerraad op 12 juli 2013 heeft ingestemd. Dit jaar zal de wet naar verwachting door de Tweede en de Eerste Kamer worden behandeld. Daarna volgen nog de Invoeringswet en de zogenaamde onderliggende regelgeving, zoals de AMvB’s en ministeriële regelingen. Het geheel van deze stelselherziening moet rond 2018 in werking zijn. Ofschoon 2018 nog ver weg lijkt, is het nu wenselijk dat betrokkenen in het proces van de vergunningverlening, toezicht en handhaving hierop gaan anticiperen. Het nieuwe stelsel gaat immers een fors effect hebben op de huidige orde. Met het instrumentarium in deze wet zullen taakverdeling en rollen op diverse schaalniveaus gaan veranderen en daarmee de wijze van samenwerken. Naast inhoudelijke kennis van de wet, zullen betrokken partijen moeten weten welke positie zij (straks) hebben in dit nieuwe speelveld, hoe zij willen gaan samenwerken en wat dat betekent voor de eigen organisatie, werkprocessen en het ‘omgevingsmanagement’.

De dialoog rondom deze stelselherziening wordt nu nog voornamelijk gevoerd tussen partijen in het speelveld van ruimtelijke ordening en infrastructuur: gemeenten, provincies, waterschappen, stadsregio’s, ontwikkelaars et cetera. Veiligheidsregio’s worden naar mijn mening te weinig betrokken bij de totstandkoming van deze wet en voorstellen voor de implementatie. Zo stelde Rob Frek, portefeuillehouder namens de Raad van Brandweer Commandanten (RBC), dat ‘veiligheid nauwelijks een plek heeft in de conceptversie van de nieuwe wet’.[1] Dat leidde vorig jaar zelfs tot Kamervragen in de richting van de minister.[2]

In dit blog betoog ook ik dat veiligheid onderdeel is van de Omgevingswet en dat veiligheidsregio’s, als relevante doelgroep bij de uitvoering van deze wet, nadrukkelijker moeten worden betrokken bij de voorbereiding en implementatie van de Omgevingswet. Wellicht heeft veiligheid nu nog onvoldoende een plek in de wet, zeker bij de AMvB’s van de Omgevingswet zal veiligheid prominent op de agenda moeten staan bij de wetgever. Tegelijkertijd kan hiermee aan veiligheidsregio’s de noodzakelijke impuls worden gegeven om de ‘beweging naar de voorkant’ binnen risicobeheersing écht te maken. Dat vraagt uiteraard ook een inspanning van veiligheidsregio’s zelf; zij zullen moeten weten wat ze willen en gericht invloed moeten uitoefenen op de verdere uitwerking van de ‘kaderwet’ Omgevingswet in de onderliggende regelgeving.

Veiligheid is nadrukkelijk onderdeel van de Omgevingswet

Het eerste doel van de Omgevingswet is ‘het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit’.  Die maatschappelijke doelstelling wordt door de overheid geformuleerd en het is aan de (veelal private) ontwikkelaars om die doelstelling in acht te nemen bij het verrichten van hun ‘activiteiten’. Naar verwachting zal de normering voor veiligheid en gezondheid in de uitwerking van de wet (AMvB’s en andere uitvoeringsregelingen) een plek krijgen. Zoals Oranjewoud al in haar adviesrapportage adviseert, zal het belangrijkste vertrekpunt voor de AmvB’s moeten zijn dat “de uitvoeringsregels noodzakelijk moeten zijn in het belang van de fysieke leefomgeving (nut en noodzaakprincipe)”[3]. Dan wordt het tijd om veiligheidsregio’s (en overigens ook GGD) te betrekken naast VNG en IPO. Veiligheidsregio’s hebben immers zicht op de consequenties van onveilige situaties (in termen van slachtoffers, schade en kosten van de hulpverlening) en kunnen die kennis inbrengen bij de normering van veiligheid, die in de onderliggende regelgeving zal worden gehanteerd. Vanzelfsprekend moeten veiligheidsnormen daarbij niet te laag liggen. We moeten ons echter ook bewust zijn van het feit dat te strenge normering op gespannen voet kan komen te staan met de gedachte van een uitnodigende overheid en ruimte voor maatwerk of vernieuwing. Ook moet de integrale gedachte van de Omgevingswet niet teniet worden gedaan, door in de fase van de uitwerking van de wet weer terug te vallen op sectorale normen. Met die spanningsvelden moeten veiligheidsregio’s – ook straks- kunnen omgaan. Het is daarom goed daarop nu al te anticiperen.

Veiligheidsregio’s actief betrekken bij programma ‘Eenvoudig Beter’

Onder leiding van het ministerie van IenM is enige tijd geleden een interdepartementaal programma gestart, genaamd ‘Eenvoudig Beter’, dat de voorbereiding van de wet en de implementatie ter hand neemt. Binnen dat programma wordt samengewerkt met de ministeries van ELenI, BZK, VenJ, OCenW en Defensie. Daarnaast zijn ook koepels van de belangrijkste uitvoeringspartijen betrokken; Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en wordt vanuit het programma samengewerkt met praktijkexperts, universiteiten, koepelorganisaties, voorloopgemeenten, bedrijven en juridische experts. Het Veiligheidsberaad, als koepel van veiligheidsregio’s, is daarbij tot nu toe nog niet formeel betrokken. Wel heeft de Raad van Brandweer Commandanten (namens de branchevereniging ‘Brandweer Nederland’) aan de VNG een briefadvies aangeboden met haar reactie op de toetsversie van de Omgevingswet[4]. Daarin stelt de RBC onder andere dat de veiligheidsregio/brandweer nadrukkelijk zal moeten worden betrokken bij het opstellen van de uitvoeringsregelgeving. Ik deel dat standpunt. In het voorliggende voorstel voor de drie nieuwe AMvB’s van de Omgevingswet worden immers verschillende regels opgenomen waarbij de veiligheidsregio nu al een belangrijke rol heeft in d euitvoeringspraktijk (huidige Vuurwerkbesluit, Bouwbesluit, Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen, Besluit risico’s en zware ongevallen, Besluit informatie inzake rampoen en crises). Het programma Eenvoudig Beter heeft in haar nieuwsbrief aangegeven om de vele partijen in de uitvoeringspraktijk te willen betrekken en daarmee aan deze behoeften gehoor te willen geven. [5] Het is aan te bevelen dat zij daarbij ook de uitvoeringspartij veiligheidsregio in hun community betrekken.

 Veiligheidsregio’s moeten ook zelf aan de slag

De gedachte van een community van betrokkenen in de uitvoeringspraktijk die de programmaorganisatie ‘Eenvoudig Beter’ adviseert rondom de Omgevingswet vraagt nadrukkelijk een proactieve houding van veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s zullen zich actief moeten tonen en een bijdrage moeten leveren aan de kennisontwikkeling in dat netwerk. Alleen dan, zullen betrokken actoren de meerwaarde zien en kunnen veiligheidsregio’s invloed uitoefenen op de verdere uitwerking van de ‘kaderwet’ Omgevingswet in de onderliggende regelgeving. Indien nodig kan het Veiligheidsberaad hiertoe een regio of enkele ambtelijke portefeuillehouders (vanuit RBC en Directeuren) als vertegenwoordiging aanwijzen.

Tenslotte ben ik van mening dat veiligheidsregio’s de komst van de Omgevingswet moeten aangrijpen om de door zo velen gewenste ‘beweging naar de voorkant’ ook écht te maken. Vele van de concepten van de Omgevingswet: integraal, flexibel, uitnodigend, gelijkwaardige bescherming, zorgplicht van burgers en bedrijven (eigen verantwoordelijkheid) en gezamenlijke meerwaardecreatie (overheid in samenwerking met de maatschappelijke actoren) sluiten immers naadloos aan bij de beweging die de brandweer binnen de veiligheidsregio graag zou willen maken. Ook blijkt uit de MvT dat de Omgevingswet een nieuwe impuls moet geven voor de verdere professionalisering en stroomlijning van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving[6]. Deze doelstelling sluit goed aan bij die beweging. Maar vanzelfsprekend stelt dit ook de nodige eisen aan de eigen organisatie in termen van samenwerking met partners, werkprocessen en vakmanschap. Het wordt tijd dat veiligheidsregio’s hierover gaan nadenken. Anders is 2018 heel snel overmorgen!


 

[1]         Artikel in De veiligheidsregio nr. 17, juni 2013, naar aanleiding van het briefadvies van de RBC aan de VNG op de toetsversie van de Omgevingswet. Een ook zijn reactie in de veiligheidsspecial van Binnenlands Bestuur nummer 18, september 2013.

[2]         Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Milieu, voor Wonen en Rijksdienst en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de brandweer zorgen heeft over de borging van brandveiligheid in het omgevingsrecht (ingezonden 17 september 2013), kamerstuk 2013Z17540.

[3] Omgevingswet: Onderzoek naar winsten op AMvB-niveau, Oranjewoud, 31 mei 2013.

[4] De inhoudelijke reactie van de RBC kwam in het uiteindelijke advies van de VNG nauwelijks aan de orde.

[5] Eenvoudig Beter: Oog op de Omgevingswet, Nieuwsmail nr. 15, juni 2013.

[6] Reactie VNG op de Omgevingswet, VNG, 2 mei 2013.